Skip to main content

Wet Zorg en Dwang: beter dan niks of niks beters?

| Gerard Nass | rechten, dwang

1 januari is de nieuwe Wet Zorg en Dwang (Wzd) in werking gegaan. De Wzd vervangt de BOPZ en regelt ook de ‘gedwongen zorg’ voor mensen met een verstandelijke beperking. Voorjaar 2019 deed ik over de Wzd rondvraag bij deskundigen. Zij vonden de Wzd beter dan niks; “voorheen deden we in de gehandicaptenzorg maar wat; beperkingen werden opgelegd zonder regels of toezicht. Er is nu in ieder geval iets, dat bovendien over 2 jaar wordt geëvalueerd”.

Het is de vraag of deze verandering een verbetering is. Als eerste is er de uitvoeringspraktijk; er wordt weer opnieuw een hele bureaucratie opgetuigd die veel menskracht vraagt. De kwaliteitswetten van de laatste 10 jaar hebben geleerd dat dit niet altijd een verbetering is voor de mensen die daarop aangewezen zijn. Ook voor de (afbouw van) psychofarmaca en seksueel misbruik zijn prachtige projecten uitgerold zonder dat dit voor veel verbeteringen zorgde. De Wet Zorg en Dwang is ook complex en ingewikkeld. Die onduidelijkheid vergroot de kans dat onder andere noemers vrijheidsontneming toch blijft bestaan.

Daar komt bij dat deze ‘onvrijwillige zorg’, anders dan in de psychiatrie, binnen de gehandicapten- en trouwens ook ouderenzorg, zonder externe-, dat wil zeggen rechterlijke toestemming kan worden ingezet. Daarmee wordt de mindere positie van mensen en verstandelijke beperking en ouderen nu ‘officieel’, hun schending van mensenrechten hoeft een minder zware toetst te doorstaan. De beoordeling en handhaving van de Wet Zorg en Dwang door die instellingen ligt bij iemand met een MBO-3 opleiding. In de NRC van 5 februari maakt een AVG-arts zich daar terecht zorgen over.

De Wzd wordt ingevoerd binnen een gehandicaptenzorg die kampt met personeelskrapte, gebrek aan continuïteit en verschraling. Alleen al om die redenen zou, vooral voor de groep extra kwetsbare- en van anderen afhankelijke mensen, de beslissing over de inzet van dwangmiddelen extern getoetst moeten worden.

Aandacht vraagt tenslotte de rol van de belangenverenigingen. In mei 2019 pleitten zij (https://www.patientenfederatie.nl/nieuws/patienten-en-clienten-dulden-geen-uitstel-wet-zorg-en-dwang) vóór de geplande invoering van de Wzd ondanks grote zorgen en waarschuwingen. Die opstelling getuigd van de oude reflex om oplossingen te zoeken in weer meer regels, protocollen en bureaucratische rompslomp.

Ook vond ik het informatiemateriaal over de Wzd dat (mede) vanuit de belangenverenigingen kwam onduidelijk, om niet te zeggen misleidend. Onvrijwillige zorg stond in een poster ‘letterlijk in klein lettertjes’ onder een groot in beeld ‘vrijheid is zelf mogen kiezen!’. Stuitend was een filmpje van een mevrouw, aan wiens probleem ik trouwens niets wil afdoen, die als lid van de belangenvereniging LFB, werd opgevoerd als pleitbezorger van die ‘onvrijwillige zorg’ (zie https://www.kennispleingehandicaptensector.nl/vrijheidsbeperking/praktijkverhaal-vrijheid).

Uiteraard heeft de Wzd ook voordelen. In vergelijking met de oude situatie zijn er nu in ieder geval kaders en voorschriften waarop gebruikers zich kunnen beroepen. En als de monitoring goed gebeurd geeft het materiaal voor analyse en daarmee mogelijk succesvolle interventies en hopelijk concrete verbeteringen.

Dit neemt niet weg, en daar heb ik de coaches van met name de LFB meerdere keren op gewezen, dat belangenverenigingen in dit soort overheidstrajecten een soort ‘zetbaas’ worden. Evenals in de jaren ’90 met de kwaliteitsmetingen rond de CQ -index, dreigen zo mensen, die dat zelf niet kunnen beoordelen, ingezet te worden voor papieren schijnzekerheid in een systeem van verdere schaalvergroting, technocratie en ontmenselijking. Daar lijkt me de belangenbehartiging niet om begonnen..